Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2015:1660 Hoge Raad 16 juni 2015

ECLI:NL:HR:2015:1660

Datum: 16-06-2015

Onderwerp: Subjectieve bestanddelen

Rechtsgebiedenregister: Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl


OM-cassatie. Verhouding opzet en schuld. ’s Hofs oordeel komt er - kort gezegd - op neer dat het Hof van oordeel is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - het niet tenlastegelegde - “opzetwitwassen” , terwijl het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen voor het tenlastegelegde “schuldwitwassen”. Indien het Hof tot uitdrukking heeft willen brengen dat niet kon worden bewezen dat verdachte “redelijkerwijs moest vermoeden” dat het geld uit misdrijf afkomstig was omdat sprake was van “opzettelijk” handelen van verdachte en van “opzetwitwassen”, getuigt zijn oordeel van een onjuiste rechtsopvatting, omdat de daaraan ten grondslag liggende redenering onjuist is. Dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld sluit op zichzelf niet uit dat, indien zulks is tenlastegelegd, bewezen kan worden verklaard dat verdachte “redelijkerwijs moest vermoeden” dat het geld uit misdrijf afkomstig was en dat het handelen van verdachte daarom kan worden aangemerkt als “schuldwitwassen” a.b.i. art. 420quarter Sr. Indien het Hof niet van bovenstaande onjuiste opvatting is uitgegaan, is het oordeel dat niet kon worden bewezen dat “redelijkerwijs moest vermoeden” dat het geld uit misdrijf afkomstig was, niet zonder meer begrijpelijk, in aanmerking genomen hetgeen het Hof heeft vastgesteld omtrent het aangetroffen geld en omtrent het ontbreken van een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)