Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 12 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Hoge Raad 5 maart 2024 Bekijk alles
ECLI:NL:HR:2022:1250 Hoge Raad 20 september 2022

ECLI:NL:HR:2022:1250

Datum: 20-09-2022

Onderwerp: Shockschade en affectieschade

Overige onderwerpen: Benadeelde partij, Benadeelde partij, Kennelijke leugenachtigheid, Schokschade, Smartengeld

Rechtsgebiedenregister: Verzekeringsrecht, Letselschaderecht, Strafrecht

Vindplaats: Avdr.nl



Medeplegen moord op echtgenoot, art. 289 Sr. 1. Redengevendheid voor bewijs van overeenkomst in samenstelling van verfdeeltjes in letsel van slachtoffer en in auto van verdachte waaraan NFI geen bewijskracht kon toekennen. 2. Kennelijke leugenachtigheid. Is sprake van kennelijk leugenachtige verklaringen van verdachte die voor het bewijs konden worden gebruikt? 3. Bewijsklacht medeplegen. Staat de omstandigheid dat de precieze rol van medeverdachte niet duidelijk is geworden in de weg aan bewezenverklaring van medeplegen? 4. Vordering benadeelde partijen. Shockschade/schokschade. Kon hof vordering van b.p. (ouders en zussen van slachtoffer die zijn lichaam in het mortuarium hebben gezien) t.z.v. schokschade toewijzen, ook al was confrontatie met lichaam niet onverhoeds en onvermijdbaar?
Ad 1. Dat hof ‘een zekere bewijswaarde’ heeft toegekend aan de resultaten van het onderzoek naar de verfdeeltjes, is niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat hof deze resultaten op zichzelf niet doorslaggevend achtte maar deze heeft beoordeeld in samenhang met de overige bewijsmiddelen.
Ad 2. V.zv. hof aan de vastgestelde onwaarheden in de verklaringen van verdachte betekenis heeft toegekend bij de negatieve beantwoording van de vraag of de feitenlezing van verdachte - die erop neerkomt dat zij geen enkele betrokkenheid had bij het strafbare feit - geloofwaardig is, is dat oordeel niet onbegrijpelijk. Nu hof die onwaarheden op deze wijze in zijn oordeel over de bewezenverklaring mocht betrekken, behoeven klachten over het aanmerken van deze onwaarheden als zelfstandige bewijsmiddelen geen bespreking.
Ad 3. Klacht dat voor bewezenverklaring van medeplegen onvoldoende duidelijk is geworden wat de precieze rol van medeverdachte is geweest, stelt een eis die het recht niet kent. Klacht over begrijpelijkheid van ’s hofs feitelijke vaststellingen en gevolgtrekkingen faalt ook. Dat verdachte het feit niet alleen heeft gepleegd, heeft hof in de eerste plaats gebaseerd op de aard van het zeer zware letsel van slachtoffer. Gelet op haar postuur achtte hof verdachte niet in staat om het heftige geweld alleen toe te brengen. In samenhang met de waarneming van getuige dat verdachte, toen zij rond het met slachtoffer afgesproken tijdstip van haar auto naar de ophaallocatie liep, werd vergezeld door –(onbekend gebleven) persoon, achtte hof daarom voldoende aannemelijk geworden dat medeverdachte betrokken was bij het toebrengen van het dodelijke letsel. Gelet op deze betrokkenheid (en op alle overige vaststellingen omtrent de gedragingen van verdachte zelf) is ‘s hofs oordeel dat verdachte als medepleger moet worden aangemerkt niet onbegrijpelijk.
Ad 4. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2022:958 over vergoedbaarheid van schokschade. Hof heeft vastgesteld dat met een slagvoorwerp hevig geweld is toegepast op het lichaam en hoofd van slachtoffer, dat b.p. een nauwe en affectieve relatie hadden met hun zoon dan wel broer en dat de confrontatie met slachtoffer een hevige schok bij hen heeft teweeggebracht die heeft geleid tot ernstig geestelijk letsel in de vorm van een psychiatrisch erkend ziektebeeld. De hierop gebaseerde toewijzing van vorderingen van schokschade geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De omstandigheden dat b.p. pas op een later moment met de gevolgen van het bewezenverklaarde feit zijn geconfronteerd en dat die confrontaties niet onverhoeds en ook niet onvermijdbaar waren, doen daaraan (gelet ook op de toedracht van het bewezenverklaarde, het toegepaste geweld en de directe familieband tussen slachtoffer en b.p.) niet af.
Volgt verwerping. CAG: anders t.a.v. medeplegen en kennelijke leugenachtigheid.

Ga naar uitspraak
Spreker(s)

mr. Rob ter Haar

plaatsvervangend rechter Rechtbank Overijssel docent Universiteit Utrecht

mr. Ad Machielse

oud advocaat generaal Hoge Raad emeritus hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen